Heb je nog vragen?
Stel ze gerust!

Prenatale screenings

Als je zwanger bent, krijg je tijdens je intakegesprek bij de verloskundige informatie over screening op aangeboren afwijkingen of lichamelijke afwijkingen bij je ongeboren kind. Dit heet de prenatale screening . Je bepaalt zelf of je deze onderzoeken wilt laten doen en wat je met de uitslag doet.

Er zijn drie momenten waarop je kan kiezen voor een prenatale screening:

  • NIPT-test vanaf 10 weken
  • 13- weken echo
  • 20- weken echo

NIPT-test

Wat is de NIPT?
 

De NIPT is een bloedtest die je kunt laten doen als je zwanger bent. NIPT staat voor niet-invasieve prenatale test. Met deze test kun je laten onderzoeken of je baby het downsyndroom, edwardssyndroom of patausyndroom heeft. De test is mogelijk vanaf 10 weken zwangerschap. Er wordt wat bloed bij jou afgenomen, waarin ook erfelijk materiaal van de baby zit. In het laboratorium wordt gekeken of er aanwijzingen zijn voor een van deze drie syndromen.

Je krijgt de uitslag meestal binnen 10 werkdagen. Als er geen afwijkingen gevonden worden, is verder onderzoek meestal niet nodig. De kans dat er dan toch iets aan de hand is, is heel klein (minder dan 1 op de 1000). Als er wel een afwijking wordt gevonden, kun je kiezen voor vervolgonderzoek om zeker te weten of je baby echt een syndroom heeft. Bij een afwijkende uitslag blijkt in ongeveer 90% van de gevallen sprake te zijn van het downsyndroom of edwardssyndroom, en in 50% van de gevallen van het patausyndroom.

Soms ziet het laboratorium ook andere afwijkingen aan de chromosomen. Dat noemen we nevenbevindingen. Deze worden alleen onderzocht als je daar vooraf toestemming voor geeft. Dan wordt gekeken naar grote afwijkingen op alle chromosomen, maar kleine afwijkingen worden met de NIPT niet gevonden.

13-wekenecho en 20-wekenecho

Er wordt via een echo gekeken of je baby lichamelijke afwijkingen heeft. De twee echo’s die hiervoor gebruikt worden, zijn de 13-wekenecho en de 20-wekenecho. De 13-wekenecho vindt plaats tussen 12 en 14 weken zwangerschap. De 20-wekenecho wordt gedaan tussen 18 en 21 weken zwangerschap. Bij beide echo’s wordt gekeken of de baby goed groeit en of er aanwijzingen zijn voor ernstige lichamelijke afwijkingen, zoals bijvoorbeeld een hartafwijking, een open ruggetje of een open schedel. Ook wordt gekeken naar andere dingen, zoals de placenta, de navelstreng en de hoeveelheid vruchtwater.

Als er tijdens een van deze echo’s iets opvallends wordt gezien, kun je ervoor kiezen om verder onderzoek te laten doen in een gespecialiseerd ziekenhuis. Dat is jouw eigen keuze. Het is belangrijk om te weten dat niet alle afwijkingen op een echo te zien zijn. Soms lijkt alles in orde, maar blijkt na de geboorte toch iets aan de hand te zijn. Andersom komt het ook voor: er lijkt iets afwijkends gezien te worden, maar later blijkt dat het kind gezond is. Over het algemeen is de kans op een lichamelijke afwijking klein: bij minder dan 5 van de 100 baby’s is dit het geval.

De 13- en 20-wekenecho hebben hetzelfde doel, namelijk het opsporen van mogelijke afwijkingen. Het verschil zit in het moment waarop het onderzoek plaatsvindt. Bij 13 weken is de baby nog kleiner dan bij 20 weken, waardoor niet alles even goed zichtbaar is. Toch kunnen ernstige afwijkingen, zoals een open rug of schedel, vaak al wel worden ontdekt bij de 13-wekenecho.

Tijdens het eerste gesprek met je verloskundige, het intakegesprek, krijg je uitleg over de mogelijkheden voor prenatale screening. Jij beslist zelf of je deze onderzoeken wilt laten doen en wat je met de uitkomsten doet.