Er wordt via een echo gekeken of je baby lichamelijke afwijkingen heeft. De twee echo’s die hiervoor gebruikt worden, zijn de 13-wekenecho en de 20-wekenecho. De 13-wekenecho vindt plaats tussen 12 en 14 weken zwangerschap. De 20-wekenecho wordt gedaan tussen 18 en 21 weken zwangerschap. Bij beide echo’s wordt gekeken of de baby goed groeit en of er aanwijzingen zijn voor ernstige lichamelijke afwijkingen, zoals bijvoorbeeld een hartafwijking, een open ruggetje of een open schedel. Ook wordt gekeken naar andere dingen, zoals de placenta, de navelstreng en de hoeveelheid vruchtwater.
Als er tijdens een van deze echo’s iets opvallends wordt gezien, kun je ervoor kiezen om verder onderzoek te laten doen in een gespecialiseerd ziekenhuis. Dat is jouw eigen keuze. Het is belangrijk om te weten dat niet alle afwijkingen op een echo te zien zijn. Soms lijkt alles in orde, maar blijkt na de geboorte toch iets aan de hand te zijn. Andersom komt het ook voor: er lijkt iets afwijkends gezien te worden, maar later blijkt dat het kind gezond is. Over het algemeen is de kans op een lichamelijke afwijking klein: bij minder dan 5 van de 100 baby’s is dit het geval.
De 13- en 20-wekenecho hebben hetzelfde doel, namelijk het opsporen van mogelijke afwijkingen. Het verschil zit in het moment waarop het onderzoek plaatsvindt. Bij 13 weken is de baby nog kleiner dan bij 20 weken, waardoor niet alles even goed zichtbaar is. Toch kunnen ernstige afwijkingen, zoals een open rug of schedel, vaak al wel worden ontdekt bij de 13-wekenecho.
Tijdens het eerste gesprek met je verloskundige, het intakegesprek, krijg je uitleg over de mogelijkheden voor prenatale screening. Jij beslist zelf of je deze onderzoeken wilt laten doen en wat je met de uitkomsten doet.